Religie kennis Wiki
Bestand:Meister von Heiligenkreuz 001.jpg

Meister von Heiligenkreuz

De ziel is in de meest gebruikte betekenis de niet-materiële, spirituele component van de mens. In een andere (esoterische) opvatting is het de drager, de uitdrukking of het voertuig van de (eeuwige) geest.

Etymologie[]

In de sfeer van het begrip ziel komen in vele talen woorden voor die adem(en), lucht, wind, ruiken e.d. betekenen. Grieks: het woord psyche (ziel) betekent evenals pneuma (geest) wind of lucht (< pne(w)ô = waaien). Latijn: de woorden anima (ziel) en animus (geest) betekenen wind, spiritus (geest) adem. Sanskriet: âtman (ziel) betekent lucht (vergelijk adem - misschien - Grieks "atmos"). Hebreeuws: de woorden nefesj (levensadem), nesjamah (ziel) en roeach (geest) betekenen respectievelijk geur, lucht en wind. Volgens de taalkundige H. Möller hangen nefesj en nesjamah samen met neus, roeach met reuk. Anderen zien ook in het Griekse woord nous of noös (geest) verband met neus.

Het Nederlandse woord ziel is verwant met Gothisch saiwala (en misschien met Grieks *saiwolos, vergelijk Aeolus). De term geest mogelijk verwant met gist en geyser: associatie met bruisen en springbron.

De ziel in de klassieke oudheid[]

Bij Plato is de ziel het morele en intellectuele zelf, dit in onderscheid met de passies en lust c.q. plezier en allerlei zintuiglijke aspecten van het menselijk bestaan. Plato onderscheidt in zijn Phaedrus (246A ff., 253C ff.) drie aspecten van de menselijke ziel die hij vergelijkt met een wagenmenner achter een tweespan. Zowel de menner als de twee (gevleugelde) paarden zijn onderdeel van de tripartiete ziel (zie externe link). Deze drie onderdelen zijn (in meerdere verschillende transcripties van veelal hetzelfde):

  • De menner, de noes, nous (intellect, het redenerende en kennende deel)
  • Het nobele paard, de thumos, thumoeides (passie, wil, doorzettingsvermogen)
  • Het weerspannige paard, epithumia, epithumetikon (trek, lust, driftleven)

Hierbij kan aangetekend worden dat de term noes (nous) meer neo-Platonisch dan Platonisch is en dat deze term geassocieerd wordt met christelijke (her)interpretaties van het oorspronkelijke schema. (Er ontstonden anders namelijk allerlei problemen, vond men, over de kwestie hoe de ziel zich kon verbinden met het vlees van de Christus-figuur)

Bij sterfelijke wezens hebben de paarden hun vleugels verloren, de mens is - i.t.t. de goden - dus tot de aarde veroordeeld.

Opvallend is dat de menselijke ziel bij Plato grote overeenkomsten vertoont met die van de goden.

Aristoteles onderscheidde drie soorten zielen, die grofweg overeenkomen met de zielsdelen van Plato: de vegetatieve ziel (behorend aan planten), de affectieve ziel (behorend aan dieren; deze ziel heeft ook een vegetatief vermogen) en de rationele ziel (behorend aan mensen; de vermogens van de andere zielssoorten zijn ook in dit type). Ook voegde hij er onder meer een 'goddelijk' begrip aan toe, de 'intellectus agens'. In zijn werk 'De anima' beschrijft hij de werking van de ziel zo 'wetenschappelijk' mogelijk.

De ziel in de religie[]

De term ziel wordt door de verschillende religies anders geïnterpreteerd, vaak (onder andere in het christendom) als het ondeelbare en onsterfelijke deel van de mens, diens essentie.

Animistische religies[]

Zie Animisme (religie) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Animisme wordt vaak geassocieerd met primitieve jagersgemeenschappen, maar het komt eigenlijk voor in allerlei religies over heel de wereld. Bij animisme wordt geloofd dat alle dingen, niet alleen mensen bezield zijn. Zo kunnen zielen ook in dieren, planten en stenen huizen. Het maakt onder meer deel uit van een aantal traditionele Afrikaanse religies, oosterse religies zoals Shinto, Chinees volksgeloof, religie bij inheemse volkeren van Noord-Amerika, vormen van neopaganisme en new age.

In het christendom[]

In het christendom bestaat de mens uit geest, ziel en lichaam. Dat deel van de mens wat in de seculiere psychologie vaak wordt aangeduid met het "onbewuste" of het "onderbewustijn" wordt in het christendom aangeduid met "geest." De geest kent functies als "intuïtie", "geweten", en godbewustzijn." De ziel kent functies als "voelen," "willen" en "denken." Deze functies kunnen afgeleid worden uit oudtestamentische teksten waarin ziel en geest aan bepaalde functies worden gekoppeld. In het christendom wordt de geest ook van de ziel gescheiden. Zo noemt Hebreeën 4:12 de scheiding tussen ziel en geest, en lezen wij hoe in de lofzang van Maria zij duidelijk onderscheid maakt tussen haar ziel en geest(Lucas 1:46-47). Ook 1 Thessalonicenzen 5:23 geeft het verschil duidelijk aan. Na de dood keert de geest terug tot God die haar gegeven heeft (Prediker 12:7), terwijl de ziel neerdaalt in het dodenrijk. Dit laatste wordt vele malen aangegeven in het Oude testament, als er gesproken wordt over neerdalen in het dodenrijk. Dit slaat op de ziel, niet het lichaam, want dat kent immers geen bewustzijn na de dood.

Het lichaam is als het ware het tijdelijke omhulsel om te kunnen functioneren in de natuurlijke wereld. Het lichaam kan niet zonder de ziel functioneren, omdat de ziel de ware persoon is die in het lichaam huist.

De ziel is de persoonlijkheid van de mens. De ziel maakt een persoon tot wat hij is, zijn karakter. De scheppingsformule houdt in dat God zijn levensademen (meervoud) in de mens blies, dit is de geest die God de mens gaf. Door het contact tussen lichaam en geest werd de ziel gevormd of geproduceerd. Dit is het wat de mens uniek maakt in de schepping. Dieren en planten hebben geen geest, en kunnen dus geen contact met God hebben, die Geest is. De ziel heeft het lichaam nodig om te zien, horen, ruiken, proeven en spreken; om tot kennis van de buitenwereld te komen. Omdat geest, ziel en lichaam van nature bij elkaar horen (voor de erfzonde bestond de dood niet) is doodgaan niet natuurlijk. De dood kwam door de scheiding tussen God en de mens. Deze dood begon in de geest, strekte zich uit tot de ziel, en bereikte uiteindelijk het lichaam. In de opstanding worden geest, ziel en lichaam weer één.

Bijbelleraren die deze materie hebben uitgewerkt zijn onder andere Watchman Nee, Jessie Penn-Lewis en T. Austin-Sparks.

In het hindoeïsme[]

Het hindoeïsme gaat er van uit dat ieder schepsel zijn oorsprong heeft in het Paramatman, opperwezen, het universele, alles omvattende, alles doordringende zelf, Brahman of Paramatman, Atman is in dat geval synoniem voor ziel maar in dat geval onlosmakelijk van de Brahman, Kosmische ziel. Door emanatie, karma, kan een ziel drager van geest en/of lichaam zijn. En zo in de schepping emaneren. De wijsheid gekoppeld aan de ziel is het karmisch schaduwlichaam (geest) van de ziel. Dit emaneren herhaalt zich op basis van karma en beschikking tot het einde van een kalpa. Door zich bewust te worden van de Atma en te hechten en te identificeren met één en dezelfde Atman in elk schepsel van de schepping creëert de mens een eenheid tot Paramatman (het universele zelf). Dit kan omdat het zelf aanwezig is in alle zielen. Volgens het Hindoeïsme is dit de relatie tussen schepper en schepsel, ziel en superziel of Atman en Paramatman.

In het boeddhisme[]

Het boeddhisme ontkent het bestaan van een permanente ziel. Het beschouwt alles als anatta (pali); 'niet-zelf', 'leeg van zelf' of 'zonder zelf'. Het geloof in een essentie of kern van jezelf wordt geassocieerd met het als waar aannemen van concepten als 'ik', 'mijn' en 'mijzelf'. Een van de kenmerken van een heilige in het boeddhisme is dat hij dit niet meer doet. In het boeddhisme is de weg om een dergelijke toestand te bereiken de meditatie.

In de Egyptische mythologie[]

In de Egyptische mythologie bestond de ziel van een persoon, of persoonlijkheid, uit meerdere elementen. Ook werd er geloofd dat de ziel aangaf wat een persoon in zijn leven kon bereiken. Ze geloofde dat de ziel van een koning of een prins voor altijd aanwezig zou zijn, omdat hij uit een reinere plek is ontstaan.

In de new age[]

In de new age wordt met de ziel het niet-materiële deel van de mens aangeduid; dat wat de beweegredenen vormt voor het individuele handelen en leven. In ruimste zin: al die verschijnselen van een individu die niet tot het lichamelijke te herleiden zijn. De ziel wordt er vaak gezien als 'het ware Zelf' van een individu. Soms wordt de ziel gezien als een verbinding tussen geest en lichaam. In die laatste opvatting is de geest 'het ware zelf'. De term ziel is daarmee een filosofisch begrip dat veelal in religieuze context gebruikt wordt om de (of één) niet-stoffelijke component van het menselijk bestaan te benoemen. Die niet-stoffelijke component kan veel omvatten: zelf, bewustzijn, zelfbewustzijn, karakter, denken, intuïtie, wijsheid, ervaren, wil, leven, begeerte. Soms wordt de ziel gezien als drager van zo'n niet-stoffelijke component, soms wordt zij voorgesteld zelf zo'n component te zijn.

Wetenschappelijke benadering[]

Het begrip ziel wordt doorheen de geschiedenis en in vele culturen op heel uiteenlopende manieren ingevuld of gedefinieerd. Wetenschappelijk gezien kan het bestaan van de ziel (als een feitelijke entiteit) niet worden aangetoond. De wetenschap richt zich immers op verschijnselen die verifieerbaar en falsifieerbaar zijn, of die daar op rationele gronden uit afleidbaar zijn. Het zielsbegrip als term of idee kan daarentegen wel wetenschappelijk worden benaderd, namelijk (descriptief) vanuit historisch-kritisch of linguïstisch perspectief. Door de vooruitgang in de natuur-, mens- en cultuurwetenschappen — in het bijzonder in de psychologie, de genetica en de neurowetenschappen — is in de wetenschap het idee van een ziel stilaan in onbruik geraakt en als een overbodige hypothese beschouwd: er bleek steeds een betere verklaring voor die fenomenen die ooit aan een ziel werden toegeschreven. Heden wordt de ziel er beschouwd als een louter cultureel, associatief en een gevoelsmatig bepaald begrip, wat de divergente betekenissen ervan verklaart die intercultureel tot uiting zijn gekomen.[1][2]

Taalgebruik[]

  • Bezield - met toewijding, geïnspireerd, enthousiast - levend (organisme)
  • Zielig - triest, meelijwekkend, zelfcompassie (zieligdoenerij), (minder gebruikelijk) betrokkenheid van de ziel op zijn eigen obsessie (zie ook geestig)
  • Zielsgelukkig - gelukkiger dan een mens alleen kan zijn

Andere betekenissen[]

Ziel kan ook betekenen:

  • de essentie van iets: "de ziel van het drama op het toneel werd goed gedragen"
  • het binnenste van iets. Bij een (wijn)fles is het de bodem die ver naar boven opbolt.
  • de loop (schietbuis) van een vuurwapen.
  • het binnenste deel van de punt een (spiraal)boor gekenmerkt door schavende in plaats van snijdende werking.

Externe link[]


Referenties
  1. Waar komt de idee van een ziel vandaan? Etienne Vermeersch
  2. De spiegel van de ziel - Fantasieën en reflecties over ik en geest - Douglas Hofstadter en Daniel Dennett, Uitgeverij Contact 1996

an:Alma ar:روح bat-smg:Dūšė be:Душа be-x-old:Душа bg:Душа bs:Duša ca:Ànima ckb:ڕۆح cs:Duše cy:Enaid da:Sjæl el:Ψυχή eo:Animo et:Hing fa:روح fi:Sielu fr:Âme fy:Siel (geast) ga:Anam gd:Anam gl:Alma gn:Ánga he:נשמה hr:Duša ht:Nanm hu:Lélek hy:Հոգի ia:Anima id:Jiwa io:Anmo is:Sál it:Anima ja:霊魂 ka:სული kn:ಆತ್ಮ ko:영혼 ku:Rih la:Anima lt:Siela lv:Dvēsele mk:Душа ml:ആത്മാവ് mr:आत्मा nn:Sjel no:Sjel pam:Kaladua pl:Dusza (religia) pt:Alma qu:Nuna ro:Suflet ru:Душа sah:Кут scn:Arma sh:Duša simple:Soul sk:Duša sl:Duša sr:Душа sv:Själ ta:உயிர் (சமயம்) tl:Kaluluwa tr:Ruh uk:Душа ur:نفس (تقابل) vi:Linh hồn war:Kalag yi:נשמה zh:灵魂 zh-min-nan:Lêng-hûn