Religie kennis Wiki
Advertisement

Richteren (Hebreeuws: שופטים, sjoftiem, in sommige vertalingen waaronder de NBV: Rechters) zijn de mannen die leiding gaven aan het Joodse volk, voordat de koningen werden aangesteld. Het is ook de titel van het boeken Hebreeuwse Bijbel waarin de meeste richters besproken worden.

In de Hebreeuwse bijbel valt het boek onder de Newi'iem (de profeten). Het boek wordt zowel door de Rooms Katholieke, de protestantse als de orthodoxe canon erkend.

De richters[]

  • In de Pentateuch
  • In het boek Jozua
    • Jozua
  • In het boek Richteren
    • Othniël
    • Ehud
    • Samgar (*)
    • Debora en Barak
    • Gideon
    • Abimelech (geen richter maar riep zichzelf uit tot koning van Sichem)
    • Thola (*)
    • Jaïr (*)
    • Jefta
    • Ebzan (*)
    • Elon (*)
    • Abdon (*)
    • Simson
  • In het boek I Samuël
    • Eli
    • Samuël

(*) Van deze richters noemt de Bijbel niet veel meer dan de naam en de woonplaats.

Naamgeving[]

De naam ontleent het boek aan het onderwerp, het behandelt de geschiedenis van het Hebreeuwse volk tijdens de periode van de mensen die de titel "richter" droegen. Het woord richter is afgeleid van het woord "rechter". Deze mensen spraken recht, maar gaven ook praktische leiding. Het Hebreeuwse werkwoord betekende oorspronkelijk "handelen als Goddelijk rechter", en werd toegepast op God (Gen. 18:25), en op Mozes als speciaal gevolmachtigde wetgever en rechter in Israël (Ex. 18:13,16). In dit boek is de titel rechters (shôphatîm) geleidelijk aan van toepassing geraakt op de leiders van Israël. In de Septuaginta wordt het als "ì tôn kritôn bíblos" of "tôn kritôn" vertaald, in het Latijn "liber Judicum" of "Judicum".

Inhoud[]

Het boek bevat:

  1. Een inleiding, die het verbindt met het voorafgaande boek Jozua (hoofdstuk 1-3:6).
  2. De geschiedenis van de dertien richters (hoofdstuk 3:7-16:31).
  3. De beschrijving van de richters wordt gevolgd door een bijlage (hoofdstuk 17-20), die twee gebeurtenissen vertelt uit de tijd van de richters. Hierin wordt verteld:
    1. de verovering van Lais door een deel van de stam Dan (hoofdstuk 17-18).
    2. de bijna totale uitroeiing van de stam Benjamin door de andere stammen, als gevolg van hun hulp aan de mannen van Gibea (hoofdstuk 19-21).

De geschiedenis van de richters kan als volgt worden ingedeeld:

Richter Aantal jaren
Eerste periode (hoofdstuk 3:7-5)
I. Onderdrukking door Kushan-Rishathaim van Mesopotamië 8
1. Otniël bevrijdt Israël, rust 40
II. Dienst aan Eglon van Moab 18
2. Bevrijding door Ehud, rust 80
3. Bevrijding door Samgar
III. Dienst aan Jabin van Hazor in Kanaan 20
4. Bevrijding door Debora, rust 40
Tweede periode (hoofdstuk 6 - 10:5)
IV. Dienst aan Midian, Amalek, en de "kinderen van het oosten". 7
5. Bevrijding door Gideon 40
6. regering door Abimelech, zoon van Gideon. 3
7. Thola 23
8. Jaïr 22
Derde periode (hoofdstuk 10:6 - 12)
V. Onderdrukking door Ammonieten en Filistijnen. 18
9. Jefta 6
10. Ebzan 7
11. Elon 10
12. Abdon 8
Vierde periode (hoofdstuk 13-16)
VI. Onderdrukking door Filistijnen. 40
13. Simson 20

Dit komt overeen met in totaal 410 jaar.

Simsons optreden komt waarschijnlijk in tijd overeen met de periode onmiddellijk voorafgaand aan de nationale bekering en hervorming onder Samuel (I Samuel 7:2-6).

Na Simson kwam Eli, die zowel hogepriester als richter was. Hij gaf gedurende 40 jaar zowel in religieuze als burgerlijke zaken leiding aan het volk. Tegen het einde van deze periode vielen de Filistijnen weer het land binnen, en onderdrukten het 20 jaar. Samuel werd geroepen om het volk uit deze onderdrukking te bevrijden, en hij richtte Israël 12 jaar, waarna de leiding bij Saul kwam te liggen. Deze werd tot koning gezalfd. Wanneer Eli en Samuel meegeteld worden, waren er 15 richters.

Thema's/boodschap[]

De schrijver wil in ieder geval trachten een stuk historie van zijn volk te geven.

In de tijd van dit boek kent het Hebreeuwse volk geen centraal gezag. Het volk bestaat uit een confederatie van stammen die onderling verwant zijn, dezelfde taal, cultuur en godsdienst kennen. Het eerste telkens terugkerende refrein is dat het volk Israël Gods voorschriften verlaat, waarna God toestaat dat andere volken het overheersen. Wanneer het volk zich dan opnieuw tot God keert, stuurt God verlossing.

Het tweede refrein is "een ieder deed wat goed was in zijn ogen". In termen van de trias politica kan men zeggen: de wetgevende macht had eenmaal voor wetten gezorgd, maar de kennis hiervan ging teloor. Door het ontbreken van een centrale uitvoerende macht ligt deze uitvoerende macht geheel bij de oudsten van een stad. Dit blijkt niet te werken, zodat het volk steeds opnieuw van God afdwaalt.

Tijdsrekening[]

De tijdsrekening van de gehele periode is onzeker. De reden hiervoor is dat het heel goed mogelijk is dat de perioden waarin de verschillende richters optraden, elkaar overlapten. Een richter in het noorden kan gelijkertijd opgetreden zijn met een richter in het zuiden.

De bijlage (hoofdstuk 17-20) wordt door sommigen vlak na de dood van Jozua geplaatst, door anderen aan het eind van de richteren periode.

Auteurschap[]

Traditioneel, in de Talmoed, wordt Samuel als de auteur van het boek beschouwd. Het werd waarschijnlijk samengesteld tijdens de regeringsperiode van Saul, of aan het begin van de regeerperiode van David. Als argument hiervoor wordt gesteld dat hoofdstuk 18:31 een aanwijzing is, dat het geschreven werd terwijl de ark niet meer in Silo was, maar elders (Nob, 1 Sam 21, Gibeon, I Kron. 16:39).

Het bijbelboek Ruth vormde oorspronkelijk een onderdeel van dit boek.

Zie eveneens:

Oude Testament / Tenach : De Wet / Thora

Nieuwe Testament: Evangeliën

Matteüs · Marcus · Lucas · Johannes · Geschiedenis van de eerste christenen · Handelingen · De brieven van de apostelen · Romeinen · I Korintiërs · II Korintiërs · Galaten · Efeziërs · Filippenzen · Kolossenzen · I Tessalonicenzen · II Tessalonicenzen · I Timoteüs · II Timoteüs · Titus · Filemon · Hebreeën · Jakobus · I Petrus · II Petrus · I Johannes · II Johannes · III Johannes · Judas · Openbaring · Openbaring

Advertisement