David (Hebreeuws: דוד) was volgens de Hebreeuwse Bijbel de tweede koning van het Koninkrijk Israël.
David volgens de Hebreeuwse Bijbel[]
Over Davids leven valt te lezen in de (Hebreeuwse) Bijbelboeken I Samuël[1], II Samuël[2] alsmede I Kronieken[3] en de eerste twee hoofdstukken van I Koningen[4]. Hij was de stamvader van het Judese koningshuis, het huis van David, en regeerde van 1010 v.Chr. tot 970 v.Chr.. Hij was de jongste zoon in een groot gezin en werd in zijn jeugd geacht op de schapen te passen - vanwege het verschijnen van roofdieren geen ongevaarlijke baan, die desondanks in weinig aanzien stond. Onverwachts werd hij gekroond tot de opvolger van de toen heersende koning Saul. Het zou echter nog jaren duren voordat hij de troon besteeg.
Zijn eerste beschreven wapenfeit is het legendarisch vellen van de Filistijnse reus Goliath met een steen uit zijn slinger, een wapen waarmee hij tijdens het hoeden van de schapen ruimschoots had kunnen oefenen. Na de slag bij Kadesh en het effect van de Zeevolken was er een machtsvacuüm in het Midden-Oosten ontstaan, dat David met groot politiek doorzicht invulde door een rijk voor Israël te scheppen in een tijd dat de supermachten Egypte en Mesopotamië rustig waren. Hij regeerde 7,5 jaar vanuit Hebron en stichtte toen zijn hoofdstad in Jeruzalem, vlak op de grens der twee staten. Hij veroverde die stad op de Jebusieten en liet de Ark (die door Saul compleet was genegeerd wegens de smaad van het verlies) er naartoe halen, om zijn verblijf daar te bezegelen. Zo bevestigde hij zijn gezag over het aardse en het hemelse Jeruzalem, wat een zwaarwegend politiek statement was.
Zijn succes in het leger en het feit dat David tot zijn opvolger was gekroond leidde echter tot brandende afgunst van koning Saul. Een groot deel van zijn jonge jaren was David op de vlucht geweest voor de eerste koning.
David wilde trouwen met Sauls dochter, Mikal. Als bruidsschat eiste Saul, als wraakneming op zijn vijanden, 100 voorhuiden van Filistijnen. David kwijtte zich zich meer dan uitstekend van zijn opdracht: hij doodde 200 Filistijnen en kwam met hun voorhuiden terug naar de koning; dan geeft Saul hem zijn dochter Michal tot vrouw.
Pas na Sauls dood (waarin David overigens geen aandeel had) kwam David aan de macht, maar alhoewel zijn koningschap stabiliteit en militair succes bracht, kreeg hij het later weer bijzonder moeilijk door het optreden van sommige van zijn (al te ambitieuze) zoons waaronder Absalom. David was een grote liefhebber van vrouwen en hoewel niet expliciet verboden in de Torah wordt polygamie eerder afgeraden dan gestimuleerd. De reden hiervoor was dat 'veelwijverij' bijna onvermijdelijk tot spanningen, afgunst en intriges tussen de diverse vrouwen en ook tussen hun respectievelijke kinderen lijdt. Dit bleek ook het geval bij de vele zonen van David te zijn die bijna allemaal verschillende moeders hadden:
- de eerste: Amnon, van Ahinoam, de Jezreëlitische;
- de tweede: Daniel, van Abigaïl, de weduwe van Nabal;
- de derde: Absalom, van Máächa, dochter van de koning van Gesur;
- de vierde: Adonia, van Haggith;
- de vijfde: Sefatja, van Abithal;
- de zesde: Jithream, van zijn huisvrouw Egla;
daarna volgde:Simea, Sobab, Nathan en Salomo, van Bathseba, weduwe van Uria; en daarna Jibchar, Elisama, Elifelet, Noga, Nefeg, Jafia, Eljada en hun zuster Thamar. Deze allen zijn zonen van David, behalve de kinderen van de bijvrouwen.
Zijn zoon, koning Salomo, bouwde uiteindelijk de Tempel van Jeruzalem, iets wat David dolgraag zelf had willen doen, maar wat hij vanwege zijn bloedige veldslagen van God niet mocht.
Psalmen[]
Een groot deel van de Psalmen zou door hem zijn geschreven, waarin hij getuigt van zijn vertrouwen op God. Zeer bekend is bijvoorbeeld Psalm 23 ("De HEER is mijn herder")[5], maar ook bekend zijn onder meer Psalm 103 ("Prijs de HEER, mijn ziel")[6] en Psalm 131 ("HEER, niet trots is mijn hart")[7].
Beoordeling[]
In de (Hebreeuwse) Bijbel wordt David over het algemeen gezien als een man die 'wandelde met God', hoewel hij ook ernstige fouten beging. Vooral zijn grote verzameling vrouwen en de manier waarop hij bijvoorbeeld Batseba van haar eigenlijke echtgenoot Uria afhandig maakte (door deze de dood in te sturen) worden sterk veroordeeld, als ook een door hem op touw gezette telling van de bevolking.
Wat in het voordeel van David pleitte, was dat wanneer hij met zijn fouten werd geconfronteerd, hij deze erkende, berouw toonde en God om vergeving vroeg. Dit deed zijn voorganger Saul niet.
Daarom toonde God zich ook vergevensgezind en beloofde dat zijn dynastie het koningshuis van de Israëlieten zou blijven (2 Samuël 7:16)[8]. Wel zou het zo zijn dat vanwege zijn zonden "...moord en doodslag in je koningshuis om zich heen grijpen, omdat je mij hebt getrotseerd en de vrouw van Uria tot vrouw hebt genomen" (2 Samuël 12:10)[9], oftewel hij zou het nodige te stellen krijgen binnen zijn familie (staat verderop in de (Hebreeuwse) Bijbel ook zo beschreven).
Historiciteit[]
Archeologische bewijzen voor koning David en zijn wereld zijn er nauwelijks; in feite is er over de periode tussen de zestiende en de achtste eeuw v.Chr., ondanks vele opgravingen en onderzoekingen, maar heel weinig gevonden. De bevolking van de landstreek Judea bestond waarschijnlijk slechts uit enkele duizenden nomadische herders. Steden zijn niet gevonden, wel een twintigtal dorpen. Of er in de tijd van David (dat zou dus de tiende eeuw zijn) een staat in Palestina bestond is omstreden; er zijn zelfs geen potscherven uit deze tijd bekend. Wel bestaan er inscripties uit ongeveer 850 v.Chr. (Tel Dan-stele, Mesa-stele) waarop het heersershuis van Israël als 'Huis van David' omschreven wordt - maar ook deze interpretaties worden aangevochten.
Sommige historici nemen aan dat koning David als historische figuur zeker heeft bestaan, maar dat (net als bijvoorbeeld bij Koning Arthur) veel van de verhalen over zijn leven eerder tot de mythen behoren, en niet als harde geschiedschrijving moeten worden beschouwd.
Er zijn in de Bijbel drie versies over de opkomst van David als koning. Volgens sommigen klopt het verhaal van zijn verblijf in Engedi zeker niet: deze nederzetting is pas in de 7e eeuw v.Chr. gesticht.[10] Echter, David hield zich niet op in een nederzetting maar in rotsspleten bij En Gedi(, Hebreeuws עין גדי - bron van het geitje). Dit "En Gedi" hoeft geen nederzetting te zijn. En Gedi is ook de naam van de oase waarin nederzetting En Gedi ligt. Vandaar ook de naam "Bron van het geitje". Aangezien de bron en oase een stuk ouder zijn dan de latere nederzetting kan het mogelijk zijn dat werd gedoeld op de bron en niet op een toen nog niet bestaande nederzetting.
David in het christendom[]
Voor christenen is David belangrijk omdat hij een verre voorvader van Jozef van Nazareth zou zijn, de stiefvader van Jezus. Verschillende profetieën in het Oude Testament voorspelden dat de beloofde Messias een afstammeling van koning David zou zijn. In het Nieuwe Testament in het Evangelie naar Matteüs hoofdstuk 1 wordt de stamboom van koning David naar Jozef uitgewerkt. Maar ook de moeder van Jezus, Maria, zou volgens het geslachtsregister een nakomeling van David zijn (evangelie naar Lucas hoofdstuk 3). Hierdoor draagt Jezus mede de titel "Zoon van David" en krijgt de koninklijke dynastie van David een eeuwigheidsdimensie.
David in de Koran[]
In de Koran heet David Dawud (داود). In de islam wordt David als een van de profeten van de islam beschouwd en als boodschapper van de Zaboer. Ook het gevecht tegen de reus Goliath (Djalut) is in Soera De Koe 251 terug te vinden. David zou de funderingen voor de Rotskoepel in Jeruzalem hebben gelegd.
Spreekwoordelijk[]
"David tegen Goliath" wordt gebruikt wanneer men spreekt van de kleine slimmerd tegenover de domme krachtpatser.
Nageslacht[]
Sjabloon:Stamboom David
Literatuur[]
- Magnussen, M. 1978: Graven in Bijbelse Bodem - Archeologie van de landen van de Bijbel, Westland, Schoten, ISBN 9024670209
Bronnen, noten en/of referenties:
- ↑ I Samuël, Biblija.net
- ↑ II Samuël, Biblija.net
- ↑ I Kronieken, Biblija.net
- ↑ I Koningen, Biblija.net
- ↑ Psalm 23, Biblija.net
- ↑ Psalm 103, Biblija.net
- ↑ Psalm 131, Biblija.net
- ↑ II Samuël 7:10-17, Biblija.net
- ↑ II Samuël 12:9-15, Biblija.net
- ↑ Magnussen, M. 1978: Graven in Bijbelse Bodem - Archeologie van de landen van de Bijbel, Westland, Schoten, p. 122
Voorganger: Isboset |
Verenigd koninkrijk Israël | Opvolger: Salomo |
Genealogie van Adam tot David |
---|
Van schepping tot zondvloed:
Adam · Seth · Enos · Kenan · Mahalalel · Jered · Henoch · Metusalem · Lamech · Noach · Sem
|
Profeten van het jodendom en het christendom in de Hebreeuwse geschriften |
---|
Abraham · Izaäk · Jakob · Mozes · Aäron · Jozua · Pinechas · Elkana · Eli · Samuel · Gad · Natan · David · Salomo · Iddo · Micha · Obadja · Ahija · Jehu · Azarja · Chaziel · Eliëzer · Hosea · Amos · Micha · Amoz · Elia · Elisa · Jona · Jesaja · Joël · Nahum · Habakuk · Zefanja · Uria · Jeremia · Ezechiël · Shemaja · Baruch · Neria · Seraja · Meseja · Haggai · Zacharia · Malachi · Mordekai · Oded · Hanani · Sara · Mirjam · Debora · Hanna · Abigaïl · Hulda · Esther - Christendom: Daniël |
Profeten binnen de islam, genoemd in de Koran | ||||||||||||
Adam | Idries | Nuh | Hud | Salih | Ibrahim | Lut | Ismail | Ishaq | Yaqub | Yusuf | Ayyub | |
آدم | ادريس | نوح | هود | صالح | إبراهيم | لوط | اسماعيل | اسحاق | يعقوب | يوسف | أيوب | |
Adam | Henoch | Noach | Eber | Shelah | Abraham | Lot | Ismaël | Izaäk | Jakob | Jozef | Job | |
Shu'aib | Musa | Harun | Zulkifl | Dawud | Suleyman | Iljas | Al-Jasa | Yunus | Zakarya | Yahya | Isa | Mohammed |
شعيب | موسى | هارون | ذو الكفل | داود | سليمان | إلياس | اليسع | يونس | زكريا | يحيى | عيسى | |
Jetro | Mozes | Aäron | Ezechiël | David | Salomo | Elia | Elisa | Jona | Zacharia | Johannes | Jezus |
Voor meer mediabestanden zie de categorie David van Wikimedia Commons. |