De Babylonische ballingschap verwijst naar de ballingschap van de joden nadat zij werden meegevoerd, volgend op de verwoesting van de tempel van Jeruzalem in 586 v.Chr door de Babyloniërs onder Nebukadnezar II. Ze mochten hun geloof blijven belijden en hadden betrekkelijke vrijheid. Sommigen, zoals Daniël, kregen hoge posities binnen de regering. In 539 werd Babylon door de Perzen veroverd en werd het de joden toegestaan terug te keren naar Juda. Het boek Ezra verhaalt hierover. De Babylonische ballingschap is voor het jodendom een zwarte periode waarin evenwel het merendeel van hun heilige schriften tot stand is gekomen.
Daarom is het een periode waarin de politieke omstandigheden een enorme invloed hadden op de verdere geschiedenis van de joods-christelijke wereld.
Gebeurtenissen[]
In 586 v.Chr. belegerde Nebukadnezar II eerst de stad Tyrus, die toen nog een eiland was, maar tevergeefs. Er werd uiteindelijk een compromis gesloten en de stad moest vanaf nu schatting aan het nieuwe rijk van Babylonië betalen.
Vervolgens viel hij ook in Juda binnen en ontvoerde een aantal inwoners onder Babylonische ballingschap. Dit gebeurde toen Nebukadnezar Jeruzalem voor de tweede keer bezette. De eerste keer had hij orde op zaken gesteld en een einde gemaakt aan het koningschap van de al te jonge Koning Jojachin. Die was toen uit zijn functie ontzet en vervangen door Zedekia (Willibrordvertaling: Sidkia). Maar ook hij bleek niet in staat eenheid onder de Joden te bewaren en bij de tweede bezetting maakte Nebukadnezar een definitief einde aan het hele zelfstandig voortbestaan van Juda. De Babyloniërs verwoestten de tempel van Jeruzalem, en een deel van de bevolking, waaronder vooral de religieuze en politieke vooraanstaanden, werd meegevoerd en lange tijd in ballingschap gehouden. In 586 v.Chr. eindigde daarmee het koninkrijk Juda.
In 573 werd de stad Tyrus dan toch door Nebukadnezar II veroverd na 13 jaar belegering.
Relatieve vrijheid[]
De joden in Babylon mochten daar wel hun geloof blijven belijden en genoten binnen hun isolement een betrekkelijke vrijheid. Sommigen, zoals Daniël, verwierven zelfs hoge posities binnen de regering. Zij maakten daar dan ook gebruik van om zich mentaal, religieus en politiek te organiseren en hun identiteit te bevestigen. Toen is waarschijnlijk het Hebreeuws alfabet ontstaan. De joodse intelligentsia kwam er in aanraking met het Zoroastrisme en voelde zich daarin gestaafd tot haar eigen opvatting van het monotheïsme. Gedurende deze tijd kwam het merendeel van de joodse heilige schriften tot stand, die alle gecentreerd waren rond het exclusieve geloof in de ene mannelijke God JHWH, dit in tegenstrijd tot de alom heersende religieuze praktijken in de wijde omgeving en in het thuisland, waarmee zij al eerder in botsing waren gekomen. .
Context[]
Dit alles gebeurt in een periode waarin meerdere volken op zoek zijn naar bevestiging van hun identiteit. Ook in Babylon zelf werd een geheel nieuwe mythologie geschreven, met de uitgesproken vechtlustige en mannelijke stormgod Marduk aan het hoofd van het pantheon. Hij is trouwens geen onbekende in de Bijbel waar naar hem uitdrukkelijk als Merodach wordt verwezen. En aan de westkust van Anatolië schreef een eeuw eerder een ander volk in wording, het Griekse, zijn Ilias, het mythisch symbolisch verhaal rond de machtsstrijd om het strategisch gelegen Troje dat nog door voorloopsters van de Amazonen zou zijn gesticht.
Het is een kritische periode geweest waarin de politieke, sociale en religieuze omstandigheden een enorme invloed hadden op de verdere geschiedenis van de hellenistische en de joods-christelijke wereld.
Voor meer mediabestanden zie de categorie Babylonian captivity van Wikimedia Commons. |