Het aartsbisdom Utrecht is een van de zeven bisdommen van de Nederlandse kerkprovincie. Het aartsbisdom Utrecht is het aartsbisdom waarover de rooms-katholieke aartsbisschop van Utrecht geestelijk leiderschap heeft. Het wordt ook wel het Sticht genoemd. De aartsbisschop van Utrecht staat als metropoliet aan het hoofd van de Nederlandse kerkprovincie. De metropolitane kathedraal van het aartsbisdom Utrecht is de Sint-Catharinakathedraal aan de Lange Nieuwstraat te Utrecht. Sinds 1945 is de aartsbisschop van Utrecht steeds ook tot kardinaal benoemd. Huidig aartsbisschop van Utrecht is Wim Eijk[1]. Het Ariënskonvikt is de priesteropleiding van het aartsbisdom.
Kerncijfers van het aartsbisdom Utrecht[]
In het jaar 2005 maakte het katholieke volksdeel met circa 774.000 kerkelijk geregistreerde gelovigen 19,7 % van de totale bevolking van het aartbisdom uit. Ieder weekend bezochten gemiddeld 63.850 gelovigen de kerk. Dat is 8,6 % van het aantal in het bisdom geregistreerde katholieken van 7 jaar en ouder, oftewel 1,6 percent van de totale bevolking van het aartsbisdom.
Geschiedenis[]
![]() |
De eerste bisschop van Utrecht was Willibrord, vanaf 703. Deze was reeds aartsbisschop van de Friezen.
Een belangrijke bron voor de vroege geschiedenis van het bisdom is de brief die Bonifatius in 753 aan paus Stephanus II stuurde [2][3]. Bonifatius was op dat moment bisschop van Mainz. In de brief schrijft hij dat Willibrord door paus Sergius I tot bisschop te Utrecht was benoemd om de heidense Friezen te bekeren. Willibrord had de heidense heiligdommen verwoest en het grootste deel der Friezen bekeerd. Ook had hij in het castellum Trajectum (Utrecht) de Sint-Salvatorkerk gesticht en een oud, door de heidenen verwoest kerkje herbouwd en het aan Sint-Maarten gewijd (thans de Dom van Utrecht). Willibrord had aan het eind van zijn leven een koorbisschop aangesteld om in zijn naam het bisdom te leiden. Na Willibrords overlijden had Karloman (hofmeier van het Merovingische rijk tussen 741-747), aan Bonifatius opgedragen in Utrecht een bisschop aan te stellen, wat hij had gedaan. In 753 was de bisschopszetel van Utrecht echter een twistappel tussen Bonifatius en de bisschop van Keulen geworden. In zijn brief legt Bonifatius uit dat Keulen Utrecht namelijk als suffragaanbisdom van Keulen beschouwde op grond van een schenking door koning Dagobert. Keulen zou het castellum met het eerder genoemde kerkje in eigendom hebben gekregen, mits het de Friezen zou kerstenen. Bonifatius betoogde echter dat Keulen niets aan deze missionering had gedaan en de schenking dus vervallen was. Bonifatius toog vervolgens zelf naar de Friese Oostergouw om daar de bekering voort te zetten en kwam daarbij in 754 met zijn gevolg om het leven.
Karel de Grote reorganiseerde begin 9e eeuw de kerkelijke indeling van het land. Tussen deze tijd en 1559 behoorde zowat heel Nederland boven de grote rivieren en Zeeland tot dit bisdom, uitgezonderd het grootste deel van Groningen, een klein stukje Friesland en oostelijk Gelderland die tot het bisdom Münster behoorden. Het bisdom zelf was ingedeeld bij het aartsbisdom Keulen. Utrecht was in die tijd ook een prinsbisdom, dat wil zeggen dat de prins-bisschop ook heerlijke rechten had en dus ook wereldlijke macht. Deze oefende hij uit over Nedersticht en het Oversticht.
Na de herindeling van de bisdommen in 1559 onder Filips II, onder invloed van de politieke situatie (zie Bourgondische Kreits), werd Utrecht verheven tot aartsbisdom. Het gebied dat voortaan tot het aartsbisdom behoorde viel grosso modo samen met Utrecht, Zuid-Holland en een deel van Gelre. Nieuwe suffragaanbisdommen uit het voormalige terrein van het bisdom Utrecht waren Deventer, Haarlem, Leeuwarden, Groningen en Middelburg.
Deze situatie duurde tot 1580, toen de uitoefening van het katholicisme in de stad Utrecht verboden werd. Het aartsbisdom Utrecht hield daarmee de facto op te bestaan, al benoemde Filips II nog tweemaal een nieuwe aartsbisschop. De Republiek werd een zendingsgebied, waar een apostolisch vicaris in partibus infidelium ( bisschop zonder bisdom, vertaald: "in het land der ongelovigen", namelijk niet-katholieken: protestanten) het bestuur voerde. In april 1723 vond het oudkatholieke schisma plaats.
De Sint-Catharinakathedraal in Utrecht
De grondwet van 1848 stond de Nederlandse katholieken de oprichting van bisdommen toe. Het aartsbisdom Utrecht werd hersteld in 1853 bij de herinvoering van de katholieke hiërarchie. Het jurisdictiegebied omvat Gelderland boven de Waal, Utrecht, een deel van Flevoland, Overijssel. Tot 1956 behoorde ook het gebied van het huidige bisdom Groningen-Leeuwarden tot het aartsbisdom.
Heden - gevolgen van securalisatie[]
Net zoals in de andere (noordelijke) bisdommen, moest door de nog steeds toenemende securalisatie in Nederland, het aartsbisdom verscheidene keren gereorganiseerd worden als gevolg van onder andere het teruglopende aantal kerkleden en het tekort aan priesters. In 1993-1995 werd in het Aartsbisdom Utrecht een reorganisatie afgerond waarbij het aantal dekenaten werd teruggebracht van 23 tot 9. Sinds de voorlaatste reorganisatie in 2005 was het Aartsbisdom Utrecht opgedeeld in vijf dekenaten: dekenaat Arnhem, dekenaat Gelderland-Oost, dekenaat IJssellanden, dekenaat Twente en dekenaat Utrecht. Door de slechte financiële situatie is in mei 2008 besloten om ook deze laatste 5 dekenaten op te heffen, per 1 februari 2009.
Ook het aantal parochies is afgenomen. Volgens eerder voorspellingen van het KASKI zou bijna de helft van aantal nog bestaande parochies gesloten moeten worden over een periode van tien jaar. Echter bij de benoeming van de nieuwe aartsbisschop in januari 2008 bleek dat de penibele financiële situatie van het aartsbisdom het noodzakelijk maakt om het aantal parochies in het aartsbisdom veel sterker te verminderen en wel van 316 naar 45 in slechts vijf jaar.
Bisschoppen van het aartsbisdom[]
![]() |
- Joannes Zwijsen (1853-1868)
- Andreas Ignatius Schaepman (1868-1883)
- Petrus Matthias Snickers (1883-1895)
- Henricus van de Wetering, coadjutor (1895)
- Henricus van de Wetering (1895-1930)
- Johannes Jansen (1930-1936)
- Johannes de Jong, coadjutor (1935-1936)
- Johannes de Jong (1936-1955)
- Bernardus Johannes Alfrink, coadjutor (1951-1955)
- Bernardus Johannes Alfrink (1955-1976)
- Theo Hendriksen, hulpbisschop (1961-1969)
- Johannes Gerardus Maria Willebrands (1976-1983)
- Johannes Bernardus Niënhaus, hulpbisschop (1982-1999)
- Johannes Antonius de Kok O.F.M., hulpbisschop (1982-2005)
- Adrianus Simonis, coadjutor (1983)
- Adrianus Simonis (1983-2007)
- Gerard de Korte, hulpbisschop (2001-2008)
- Willem Jacobus Eijk (vanaf 2008)
Op de begraafplaats St. Barbara bevinden zich de laatste rustplaatsen van de kardinalen Jan de Jong, Bernard Alfrink en Jo Willebrands, aartsbisschoppen van Utrecht.
Externe links[]
- Aartsbisdom Utrecht
- Opgeheven Dekenaat Arnhem
- Opgeheven Dekenaat IJssellanden
- Opgeheven Dekenaat Utrecht
Bisdommen in Nederland |
---|
Bisdom Breda · Bisdom Groningen-Leeuwarden · Bisdom Haarlem-Amsterdam · Bisdom 's-Hertogenbosch · Bisdom Roermond · Bisdom Rotterdam · Aartsbisdom Utrecht · Militair ordinariaat |
Bronnen, noten en/of referenties:
- ↑ Wim Eijk aartsbisschop van Utrecht, NU.nl, 11 december 2007
- ↑ (la) Monumenta Germaniae Historica, Epistolae Merowingici et Karolini Aevi, Berlijn 1892, pagina 395/396; ook digitaal raadpleegbaar
- ↑ (nl) (la) C.J.C. Broer en M.W.J. de Bruijn, Bonifatius en de Utrechtse kerk in: C. Dekker en E.S.C. Erkelens-Buttinger (1997), De kerk en de Nederlanden, Uitgeverij Verloren, ISBN 906550558X